Isaiah 7

Maar met de goddeloze loopt het slecht af, ook hij krijgt zijn verdiende loon.

1‘Ach mijn volk! Uw verdrukkers zijn nog maar kinderen, en vrouwen overheersen u. Uw leiders zijn misleiders geworden! Zij maken de rechte weg die vóór u lag tot een doolhof.’ 2Maar de Here maakt Zich klaar voor zijn rechtszaak waarin Hij de volken als beklaagden oproept! 3De eersten die de Here zal aanklagen, zijn de oudsten en de edelen, want zij hebben de armen beroofd. Zij hebben hun huizen met hun buit gevuld. 4‘Wat bezielt u dat u mijn volk vertrapt en weerlozen mishandelt?’ zal de Here van de hemelse legers hun vragen. 5Daarna zal Hij de verwaande vrouwen van Jeruzalem berechten. Zij schrijden door de straten met hun neus in de lucht en met rinkelende ringen om hun enkels. Begerig lonken zij naar de mannen. 6De Here zal een plaag sturen die hun schedels schurftig maakt, en hen openlijk vernederen. 7Zij zullen onder het lopen niet langer zelfverzekerd rinkelen. Want de Here zal hun mooie sieraden wegnemen, 8hun halskettingen en armbanden en hun prachtige sluiers. 9Verdwenen zijn dan hun hoofddoeken en enkelbanden, hoofdbanden, oorringen en parfums, 10hun ringen en juwelen, 11hun feestkleding, mantels, omslagdoeken, diademen en tasjes, 12hun spiegeltjes, de fijne lingerie en de prachtige jurken. 13In plaats van heerlijk naar parfum te ruiken, zullen zij stinken, in plaats van gordels zullen zij touwen gebruiken, hun prachtig gekapte haar zal uitvallen en zij zullen zakken dragen in plaats van mooie jurken. Al hun schoonheid zal verdwijnen en wat overblijft, is schaamte en vernedering. 14Hun echtgenoten zullen in de strijd sneuvelen. 15De vrouwen zullen huilend op de grond zitten, omdat ze geruïneerd zijn. 16

Gods belofte voor zijn volk

17In die tijd zullen zo weinig mannen in leven zijn gebleven dat zeven vrouwen om één man zullen vechten en zeggen: ‘Laat ons allemaal met u trouwen! Wij zullen voor ons eigen voedsel en onze eigen kleding zorgen, laat ons slechts uw naam dragen, zodat onze vernedering wordt tenietgedaan.’

18Er komt een dag dat de Here een loot zal laten uitspruiten tot sieraad en glorie. De weelderige vrucht van het land zal tot eer zijn voor allen in Israël die aan het onheil zijn ontkomen. 19Allen die de verwoesting van Jeruzalem zullen overleven, zullen bij Gods volk horen. Hun namen staan geschreven bij de levenden. 20Dan zal de Here het vuil van de dochters van Sion hebben afgewassen en het bloed van Jeruzalem zal vanuit haar midden zijn weggespoeld door een geest van oordeel en van vuur. 21Dan zal de Here een beschutting geven over de berg Sion en alle bijeenkomsten van het volk dat daar samenkomt. Een wolk overdag en een vuurgloed in de nacht. 22Het zal voor hen een schaduw zijn tegen de hitte van de dag en een schuilplaats tegen storm en regen. 23

God zorgt voor zijn wijngaard

24Nu wil ik een lied zingen voor mijn geliefde over een wijngaard. Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel. 25Hij bewerkte de grond, haalde alle stenen en stukken rots eruit en beplantte hem met de beste wijnstokken. Hij bouwde een uitkijktoren en hakte een wijnpers uit in de rotsen. Toen wachtte hij op de oogst, maar de druiven die groeiden, waren wild en zuur en niet de zoete druiven die hij had verwacht.

Copyright information for NldHTB